Biodiversiteit en imkerij

Biodiversiteit is een complex begrip dat al sinds 1986 bestaat. Het woord werd toen voor het eerst gebruikt door de bioloog Walter Rosen. Een andere bioloog, Edward O. Wilson, publiceerde in 1988 in het boek Biodiversity naar aanleiding van een Forum over dit onderwerp in Washington DC, dat de natuurbescherming een meer wetenschappelijk karakter wilde geven.

Inmiddels heeft het begrip een enorme vlucht genomen en is daarbij niet meer weg te denken binnen biologie en ecologie en nauw verbonden met natuurbehoud.

Biodiversiteit verwijst naar alle verscheidenheid aan leven: naar voldoende genetische variatie binnen een soort, naar verscheidenheid soorten binnen één biotoop of ecosysteem en naar verscheidenheid van ecosystemen in een groter gebied.

Een grote biodiversiteit is van belang voor alle soorten in de natuur en dus ook voor de mens. Om aan onze levensbehoeften te kunnen voldoen hebben we haar nodig, voor voedselvoorziening, voor grondstoffen, voor kleding, voor bouw van huizen, voor meubelen, voor grondstoffen die gebruikt worden in de chemie of in de farmacie. Ons geestelijk welbevinden, maar ook onze productiviteit blijken samen te hangen met ons contact met de groene natuur. Goede ecosystemen met een hoge diversiteit beschermen ons tegen natuurgeweld zoals overstromingen, maar ook tegen plagen, zoals de wildgroei van de eikenprocessierups. Belangrijk is de biodiversiteit tenslotte voor de winning en zuivering van goed drinkwater.

De imkerij profiteert natuurlijk van een omgeving met een hoge biodiversiteit, niet in het minst door de rijkdom aan bomen- en plantensoorten. Groene bloemarme akkers met weinig bloemen en weinig insecten en vogels zijn niet goed voor de honingbij. Te veel stikstof  bevordert de verschraling van biodiversiteit, soorten verdwijnen. Gifsoorten, zoals o.a. gebruikt in de lelieteelt zijn niet alleen funest voor de mens die er een verhoogde kans op de ziekte van Parkinson, ALS of Alzheimer, van krijgt, maar vooral ook voor bijen en andere insecten. Goed onderhouden heide, bloemrijke akkers en bloemrijke stroken langs de wegen zijn daarentegen een voordeel voor onze bijen en insecten.

De imker moet daarbij ook naar zijn eigen positie in de wereld om hem heen kijken. Hij moet in discussie kunnen gaan met anderen. Extreme standpunten vragen daarbij om zowel onderzoek als wederzijds begrip. Zo is er de kwestie van de mogelijke negatieve beïnvloeding van de honingbij op de wilde bij. Het beschermen van de wilde bijensoorten en hommels is uit het oogpunt van biodiversiteit van groot belang. Zonder meer zeggen dat de honingbij deze soorten negatief beïnvloed lijkt overdreven daar waar de soorten, zoals op de heide in het Dwingelderveld, al vele eeuwen samen voorkomen. Andersom is het overdreven om te stellen dat de honingbij geen kwaad kan doen aan andere soorten. Wellicht zijn honderd kasten op de grote heidegebieden geen probleem, maar meer dan duizend kasten rond een groot natuurgebied, zoals de Biesbosch is dat wel. Ook de imker moet aan introspectie doen.

Een andere discussie is hoever je kunt gaan met veredelen en genetische manipulatie, zoals die kan optreden bij koninginnenteelt of daarvan afgeleide experimenten. Ook daarbij is kritisch onderzoeken en kijken van belang.

Een derde thema is hoe je omgaat met zaken uit een ander ecosysteem, zoals importeren van bijen uit Azië of Amerika of van voeding of bestrijdingsmiddelen of van exoten.

Binnen de imkerij zelf zien we ook meer diversiteit, naast de traditionele honing winnende imker, zijn er imkers die biologisch of biodynamisch imkeren. Imkers ook die hun hobby inbedden in hun  microbiotoop, zoals een tuin of een daktuin, daarbij aandacht bestedend aan het zaaien en planten van in een rijke schakering van drachtplanten.

Gepubliceerd door Job de Jonge

Hij is geboren op 8 juli 1949 in het Rotterdam in opbouw 9 jaar na het bombardement. Zijn overgrootouders waren geworteld in Schouwen-Duiveland, IJsselmonde en de Hoeksche Waard. Hun kinderen en kleinkinderen trokken naar de grote stad Rotterdam of werden er geboren, zoals beide ouders van Job.Op Zuid bezocht hij na de lagere school het Johannes Calvijn Lyceum. In Rotterdam ontmoette hij zijn huidige vrouw Ida de Waard. Met haar heeft hij twee kinderen, drie kleinkinderen en één op komst.Sinds 1968, het jaar van democratisering, studeerde hij medicijnen aan de VU. Na zijn artsexamen in 1975 specialiseerde hij zich als psychiater en psychotherapeut met een groot accent op de kinderpsychiatrie. 35 jaar werkte hij als zodanig. Daarnaast was hij actief als bestuurslid in zijn beroepsverenigingen. Nu met pensioen heeft hij veel meer tijd voor andere zaken, die hem al eerder bezighielden, zoals contacten leggen, innerlijke verdieping via yoga, werken in de tuin, werken met bijen, het zoeken naar voorouders en het op kleine schaal deelnemen aan maatschappelijke zaken zoals biodiversiteit en milieu. Hij houdt van geschiedenis, filosofie, kunst en muziek. De laatste jaren schrijft hij gedichten.

Geef een reactieReactie annuleren

Ontdek meer van Job de Jonge

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Lees verder