Dat bijen geintoxiceerd kunnen raken door gif is reeds sinds de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw bekend. Intoxicatie door veel imkers ook wel spuitschade genoemd, is het gevolg van het gebruik van insecticiden en herbiciden.
De insecticiden worden onderverdeeld in enkele groepen. De chloorkoolwaterstoffen, de organofosforverbindingen, de neonicotinoïden en de pyrethroïden zijn de belangrijkste.
De insecticiden worden onderverdeeld in enkele groepen. De chloorkoolwaterstoffen, de organofosforverbindingen, de neonicotinoïden en de pyrethroïden zijn de belangrijkste.
Zeer grote schade aan insecten, maar ook aan gewervelden werd aangericht door de middelen uit de groep van de chloorkoolwaterstoffen, zoals Lindaan, DDT, Adrin, Dieldrin, PCP en Endosulfan. De groep middelen werden berucht, na de publicatie van Rachel Carson’s boek Silent Spring uit 1962. De trage afbreekbaarheid, de stapeling in de levers van predatoren en de brede spreiding over insecten, dieren en de mens, leiden ondanks het verzet en de lobby van de chemische industrie tot een verbod. In ons land werden de chloorkoolwaterstoffen in de jaren zestig verboden. In veel landen ging het gebruik nog door tot de jaren tachtig.
Bij de organofosforverbindingen, speelt de afbreekbaarheid minder een rol, maar de giftigheid is groot ook voor gewervelden. Ze breken het enzym cholinesterase af, waardoor er een ophoping van de neurotransmitter acetylcholine ontstaat. Deze transmitter is van groot belang voor de overdracht van de zenuwen naar de skeletspieren, voor de werking van de peristaltiek in de maagdarmtractus, voor de werking van een aantal klieren en voor de bloeddruk via verwijding van bloedvaten. Heftige samentrekkingen van spieren, trillen, secretie van slijmklieren zijn verschijnselen die bij mens en dier kunnen optreden bij een te veel aan acetylcholine. Voorbeelden van de insecticiden uit de organofosforverbindingen zijn Parathion, Diazinon, en Azinfos-methyl, die de via het inactiveren van cholinesterase de werking van vooral het zenuwstelsel van de insecten aantasten. De middelen zijn in Nederland vrijwel niet meer toe te passen door verboden, maar dat wil niet zeggen dat ze niet meer in omloop zijn. De chemiereuzen hebben zich tegen de verboden extreem verzet.
De neonicotinoïden zijn stoffen, verwant aan het alkaloïde nicotine. Het zijn moderne insecticiden die voor insecten veel schadelijker zijn dan voor zoogdieren. Door hun trage afbreekbaarheid blijven lang achter in het milieu. Er verschenen veel publicaties over bijensterfte. Zonnekaar is dat zeer veel insectensoorten in hun bestaan bedreigt worden door neonicotinoïden. Tot deze groep behoren onder andere: Clothianidine, Thiamethoxam, Thiacloprid, Imidacloprid en Acetamiprid. De middelen mogen inmiddels op uitzonderingen na binnen de EU niet gebruikt worden. Professioneel gebruik mag wel onder glas, op wintergranen, bij spuittoepassingen na de bloei en bij gewassen geoogst voor de bloei. Hoe omvangrijk de controle en handhaving zijn is onduidelijk. Ook hier is het verzet en de lobby tegen inperking door de industrie groot. Inmiddels zijn er diverse wetenschappelijke publicaties over de rol die deze stoffen spelen bij het ontstaan van de ziekte van Parkinson.
Een indrukwekkende lijst van de letale doses bij bijen werd gepubliceerd op Bijenlint van de Bijenstichting:
- Imidacloprid (4 ng is dodelijk voor bijen)
- Clothianidine (4 ng is dodelijk voor bijen)
- Thiacloprid (14 µg is dodelijk voor bijen)
- Thiamethoxam (30 ng is dodelijk voor bijen)
- Acetamiprid (7 µg is dodelijk voor bijen)
- 1 ng = miljardste deel van een gram!!! 1µg= 1000 nanogram
De pyrethroïden zijn bestrijdingsmiddelen als stof afkomstig uit de bloem van de pyrethrumplant, een chrysantachtige. De stof doodt met name koudbloedige dieren, zou nauwelijks giftig zijn voor warmbloedigen en wordt vrij snel afgebroken door een hoge halfwaardetijd. Er zijn kunstmatige pyrethroïden die stabieler zijn en veel worden toegepast. Tot de pyrethroïden behoren onder meer: Allethrine, Cypermetrine, Flumethrine, Deltamethrin en Permethrin. Toch zijn er inmiddels ook hierbij aanwijzingen, dat er ernstige bijwerkingen kunnen optreden bij mensen die blootgesteld worden aan deze middelen. Bovendien staan ze inmiddels bekend als mogelijk kanker veroorzakend bij mensen dier. Voor de honingbij zijn deze middelen dodelijk door aantasting van het zenuwstelsel. Het middel blijkt ook achter te blijven in de was en cumuleert bij het wassmelten voor hergebruik.
Naast de typische insecticiden, zijn er nog enkele overige bestrijdingsmiddelen met een specifiek spectrum die giftig zijn voor bijen.
Fipronil is een insecticide en een acaricide (bestrijdingsmiddel tegen vlooien, teken en mijten) dat behoort tot de fenylpyrazolen die gekenmerkt worden door een benzeenring en een 5-ring met daarin twee stikstofmoleculen. Het remt de neurotransmitter GABA met als gevolg een ernstig verstoring van het centrale zenuwstelsel, waardoor vooral insecten en parasieten worden gedood. Op bijen heeft fipronil een extreem toxische werking. van de stof op het leven van bijen. Tweemaal was er een melding van een massale bijensterfte ten gevolge van fipronil dat was in oktober 20156 te Molenschot en in juni 2019 in Biezenmortel. Eerder in 2017 werden 2.5 miljoen kippen geruimd en de eieren uit de schappen van de supermarkten gehaald, wegens de aanwezigheid van fipronil dat gebruikt werd tegen bloedluis. Hoewel het gebruik van het middel onder beperkingen staat, wordt het nog altijd gebruikt in de dierenartsenpraktijk om honden en katten te “beschermen” tegen vlooien en teken. Tenslotte blijkt het middel nog toegepast te worden in het bestrijdingsmiddel Regent 500 FS, welk middel wordt gebruikt om zaad te ontsmetten tegen insecten in zonnebloemen, mais, broccoli, boerenkool, bloemkool en witte kool.
Glyfosaat is een herbicide, maar behoort ook tot de organofosforverbindingen, die hierboven aan de orde kwamen. De chemieconcern Monsanto bracht dit middel onder de naam Roundup in de jaren zeventig op de markt. Monsanto is inmiddels overgenomen door Bayer. Toen in 2000 het patent afliep werd het middel in verschillende vormen door diverse bedrijven geproduceerd. Glyfosfaat wordt gebruikt om eenjarige breedbladige onkruiden en grassen op akkers te bestrijden. Naast de akkerbouw wordt het wereldwijd gebruikt in tuinbouwbedrijven en kwekerijen, bij het onkruid-vrijmaken van wegen en spoorwegen en in tuinen van particulieren. Na jaren bleek dat veel onkruid soorten resistent werden tegen het middel. Reeds in 2015 concludeerde het Internationaal Agentschap voor Kankeronderzoek dat glyfosfaat waarschijnlijke kanker bij mensen veroorzaakt. Vanaf 2019 zijn er in de VS tienduizenden rechtszaken tegen Monsanto aangespannen door mensen die stellen kanker te hebben gekregen door Roudup-gebruik. In verschillende rechtszaken waren al tientallen miljoenen aan schadevergoeding toegewezen, toen Bayer in 2018 10 miljard dollar uittrok voor claims. In Nederland is in een aantal gevallen gebruik van glyfosaat verboden, maar wordt het in de landbouw en de bestrijding van onkruid langs wegen en spoorwegen nog steeds toegestaan. In 2018 werd aangetoond dat glyfosaat de darmflora van honingbijen aantast en leidt tot sterfte.
Over intoxicatie van bijen door landbouwgif wordt in Nederlandse leerboeken en cursussen erg weinig aandacht geschonken. Ook de imkerverenigingen hebben de laatste ruim tien jaar nauwelijks aandacht aan het onderwerp geschonken. Wetenschappelijk onderzoek over de invloed van pesticiden op de honingbij, hommels en wilde bijen, lijkt mij onderbelicht. Als er wat gezegd wordt over bijensterfte dan put men zich uit om duidelijk te maken, dat er veel oorzaken zijn en noemt met telkens voedselgebrek en Varroa.
Een al weer vrij oud artikel verscheen in “Bijen” van de hand van Peter Elshout. Hij geeft enkele concrete zaken waar op gelet moet worden bij het vermoeden van de imker op spuitschade of vergiftiging. Bij spuitschade ziet men een massaslachting door het gif. De bijen die het overleefden zijn uiterst agressief en volgens Elshout in doodsangst. Bijen sterven vaak met gekromd achterlijf en verkrampte poten. Daarbij hebben typisch hun tong uitgestoken. Bijen kunnen oog over de grond tollen. Om twee vormen van vergiftiging uit elkaar te halen, wijst Elshout op stuifmeel. Bij indirecte spuitschade hebben een aantal bijen op de vliegplant of voor de kast stuifmeel aan de poten. Bij directe vergiftiging door vandalen is dit niet het geval. Dit onderscheid gaat overigens niet altijd op, want bijen kunnen ook gevlogen hebben op honingdauw van bespoten linden of kunnen in de buurt geweest zijn van tegen luis bespoten gewassen zoals aardappel, granen of tuinbonen. Vrij vaak wordt er ’s avonds of ’s nachts gespoten. Elshout noemt verder dat hij bij indirecte spuitschade regelmatig de dode bijen in een driehoek voor de last zag liggen, waarbij de basis direct voor de kast is. Bij een directe vergiftiging zijn de bijen vaak massaal op de vlucht, waardoor de ingang verstopt raakt. Als de kast dan geopend wordt stormen bijen massaal naar buiten.
Kenmerken of symptomen van intoxicatie:
- Plotseling sterven van vele honderden tot duizenden bijen.
- Normale voedselsituatie
- Geen ernstige varroa of nosema
- Agressie van het volk
- Dode bijen met gekromde achterlijven en verkrampte poten
- Dode bijen met uitgestoken tong
- Vaak toch stuifmeel aan de poten
- Concentratie dode en stervende bijen op de vliegplank en voor de kast.
- Mogelijk signalen uit de buurt dat er gespoten is.
- Een vreemde chemische geur is recentelijk inde buurt waargenomen.
Bij intoxicatie is melding van belang, daarnaast zo snel mogelijk kijken of het broed en de levende bijen met hun koningin te reden zijn door zoveel mogelijk dode bijen te ruimen en de kast een moment open te houden om te luchten.
Melding kan bij de NVWA (Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit) 0900-03 88